Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Opdat het [36]geweld, [37][gedaan] aan de zeventig zonen van Jerubbaal, kwame, en opdat hun bloed [38]gelegd wierd op Abimelech, hun broeder, die hen gedood had, en op de burgers van Sichem, die [39]zijn handen gesterkt hadden om zijn broeders te doden. 36. Dat is, straf des gewelds. 37. Hebreeuws, het geweld, of de wreedheid der zeventig zonen; dat is hun gedaan; aldus dikwijls. 38. Te weten, op het hoofd van Abimelech en van de Sichemieten. Deze manieren van spreken zijn in de Heilige Schrift gebruikelijk, om te betekenen de wraak van geweld, doodslag of bloedvergieten. Vergelijk 1 Sam.25:39; 2 Sam.1:16; 1 Kon.2:31,32,33; Esth.9:25; Ps.7:17; Jer.51:35; Matth.23:34,35, en Matth.27:25; Hand.5:28, en Hand.18:6, enz. Zie ook onder, vs.56,57. 39. Die Abimelech in zijn boos voornemen gesterkt en geholpen hadden. Vergelijk boven, hfdst.7 vs.11.